Bas was opgewonden. Er komen ook leeuwen, dacht hij. Dat moet heel spannend zijn. Merel zat naast hem en was ook opgewonden, zij wilde graag de beren zien, waar vader haar over had verteld.
‘Kijk! daar op het veld staan de kamelen al klaar om straks op te treden,’ zei vader enthousiast. Bas zag ze ook maar had nooit geweten dat er kamelen waren met één bult en twee bulten, hij wist het verschil nog niet zo goed.
Vader manoeuvreerde de auto tussen twee geparkeerde auto’s op een grasveld waar het vol stond met auto’s van mensen die ook het circus bezochten. Bas was als eerste uit de auto.
Ze liepen op een pad dat langs een sloot liep waar, een aantal zwanen zwommen. ‘Daar is het circus,’ zei vader. En ze wierpen hun blik naar de indrukwekkende circustent van Boltini met zijn zes staanders en het gestreepte doek. Op elke staander wapperde de Nederlandse vlag.
Bas keek met gespreide ogen naar de kooien op de vrachtwagens waar de leeuwen achter tralies zaten. Ze moesten best wel gevaarlijk zijn, ze zijn zo groot, dacht hij en durfde niet zo goed dichter bij te komen.
Voor de kassa stonden al een aantal mensen te wachten, voor hen een moeder die haar dochter kalmeerde en haar duidelijk maakte dat ze nog even moest wachten tot ze aan de beurt waren.
Moeder zocht in haar tas haastig naar haar portemonnee. ‘Ik kan hem zo gauw niet vinden,’ zei ze paniekerig. ‘Rustig aan schat, je vindt hem wel,’ zei vader geruststellend.
Moeder ging op haar tenen staan om bij de wat hoger gelegen toonbank te komen en legde met met twee handen het gepaste geld neer, de man die als clown gekleed was, schoof de kaartjes naar voren en moeder pakte met moeite de kaartjes van de toonbank. ‘Nu mogen we naar binnen,’ zei Bas enthousiast. ‘Ja!,’ zei vader.