Bertus

12-04-2025

Bertus snoerde de riemen stevig vast zodat zijn motorfiets goed vast stond. Het was zijn laatste race van het seizoen. Hij was trots op zijn rood met wit gestreepte motorfiets met nummer achttien. Hij had hem met veel trots zelf gebouwd.

‘Hoi Nico je bent mooi op tijd. Ik heb de motorfiets al in de bus vastgezet, we kunnen zo vertrekken.’

‘Ik heb de route naar Tegelen opgezocht. Het is ongeveer een uur rijden.’

‘Mooi Nico dan kunnen we nu vertrekken.’

Tijdens de reis dacht Bertus aan zijn vorige race. Hij had toen zijn sleutelbeen gebroken. Hij moest zelfs een operatie ondergaan. Drie dagen had hij in het ziekenhuis gelegen. Dit keer zou hij het wat voorzichtiger aan doen. Hij moest deze race winnen om als derde in het eindklassement te eindigen.

Nico praatte de hele reis aan een stuk door. Hij vond het prettig om Nico zo te horen praten. Het stelde hem op zijn gemak. Nico was al jaren bevriend met hem. Elke avond kwam hij bij hem op bezoek om over het laatste nieuws in de motorsport wereld te praten. Hij nam dan vaak wat motorsport lectuur mee.

Om elf uur arriveerde ze in de pitsstop. Het was een weiland waar normaal koeien of schapen op graasden. Het was druk. Overal stonden busjes en tenten, waarin de coureurs de nacht door brachten. Zij waren druk bezig om hun motorfiets klaar te maken voor de training. Sommige startte hun race monsters, wat een enorme kabaal veroorzaakte. Het stonk naar benzine en afgewerkte olie.maar, niemand stoorde zich eraan. 

Bertus keek op zijn horloge. Over een half uur moest hij de training rijden om zijn startpositie vast te stellen.

Hij haalde de motorfiets uit de bus en zette hem op de standaard.

‘Kijk Bertus dit lijkt wel op een scheurtje,’ zei Nico terwijl hij wees naar de schijf remschijf.

‘Het is volgens mij een krasje,’ zei hij met wat onzekerheid in zijn stem.

‘Nou dat dacht ik niet,’ zei Nico.

‘We hebben geen tijd meer om de remschijf te vervangen,’ zei Bertus

In de bus trok hij zijn lederen overal en handschoenen aan.

‘Nummer achttien kan deelnemen aan de training,’ klonk het algauw door de luidsprekers.

Nerveus veegde hij het zweet van zijn voorhoofd en zette zijn helm op. Liep met zijn motorfiets naar het circuit. Sprong op zijn motorfiets en reed met hoge snelheid weg. Nico stond aan de kantlijn om Bertus zijn prestaties te bewonderen. Hij was er aan gewent dat Bertus de eerste twee ronden iets minder snel door zou komen. Hij wachtte nog even met zijn stopwatch. Na vierronden kwam Bertus onder de drie minuten door. Dat was een geweldige prestatie, ver boven zijn verwachting.Maar na de vijfde ronde kwam Bertus niet meer door… Hij werd nerveus.Algauw vlagde de wedstrijdleiding de training af met de rode vlag. Hij moest kalm blijven wat moeilijk voor hem was. Bertus reed snelle rondjes, sneller dan dat hij gewent was. Hij zocht haastig naar de wedstrijdleiding, maar kon er niet zo gauw een vinden. Daar zag hij een man in een rood jack met een mobilofoon staan. Dat moest iemand van de wedstrijdleiding zijn.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Hij haastig aan de man met de mobilofoon.

‘Er is een ernstig ongeluk gebeurd met nummer achttien we moeten nog nagaan om wie het gaat,’ zei de man met de mobilofoon. Een ambulance reed met grote snelheid het circuit op. Nico trok lijkwit weg. Hij was wanhopig en kon niet meer helder nadenken. 

Na een twintigminuten vertelde de man met de mobilofoon dat Bertus met de ambulance naar het Viecuri ziekenhuis was vervoerd. Een ziekenhuis in Venlo. Nico moest nadenken. Eerst moest hij de gecrashte motorfiets op halen van het circuit. Daarna zou hij naar het ziekenhuis gaan waar Bertus was opgenomen.

Met moeite laadde hij de zwaarbeschadigde motorfiets in de bus. Manoeuvreerde de bus door de druk bezochte pitsstop en reed via boerenweggetjes naar de snelweg richting Venlo.

[…]

‘Goedemiddag mevrouw, kunt u mij vertellen waar meneer B. van Hagen ligt?’

‘Ik zal even voor u kijken.’

‘Even kijken, ja is vanmiddag opgenomen, meneer ligt op kamer 271 twee hoog.’

‘Dank u wel mevrouw.’

Hij stapte in de lift met aan weerszijde twee spiegels. Zocht naar het knopje twee hoog en drukte er op. Op twee hoog ging de liftdeur open. Hij liep de gang op en zocht naar kamer 271. Het was een modern ziekenhuis, wat nog niet zolang geopend kon zijn. Het rook naar pas gelakte verf en linoleum.

Even moest hij schrikken. Hij  zag zijn vriend, met een zuurstofmasker op zijn gezicht met gesloten ogen en zijn rechter arm in het gips. Aan weerskanten van zijn bed stond allerlei meetapparatuur opgesteld. Tegenover hem lag een kale man met zijn gipsbeen omhoog gehesen. Hij moest rustig blijven nadat hij zijn vriend in zo’n ernstige toestand zag liggen. Hij moest een verpleegkunde zien te vinden. Die hem meer konden vertellen over de toestand van zijn vriend.

‘Meneer kunt u mij vertellen waar ik de verpleegkundig post kan vinden?’ Vroeg hij aan de kale man met het gipsbeen.

‘Rechts aan het einde van de gang meneer,’ zei hij kortaf.

Hij liep naar het einde van de gang, daar zat een verpleegkundige achter een groene met wit gestreepte balie.

‘Dag mevrouw, kunt u mij vertellen over de toestand van mijn vriend B. van Hagen?’

‘Goededag meneer de röntgen foto’s zijn net binnen, het was zorgwekkend maar hij is inmiddels stabiel. Uw vriend heeft een klaplong, gebroken arm en een verbrijzelde voet.’

Hij kreeg koude rillingen over zijn rug, toen hij dat hoorde. Hij moest het zijn familie vertellen, zodra hij thuis was. Had Bertus dit keer nou maar eens goed naar hem geluisterd…